Basisfuncties / Bediening / Navigatie


Om het diagnose-instrument handmatig in te schakelen, druk op de toets Aan/uit en laat deze los .
Het diagnose-instrument gaat automatisch aan wanneer:
● | er een AC voedingstoevoer is aangesloten op het diagnose-instrument |
Sluit de AC-voedingsadapter of de optionele stroomkabel nooit aan op het diagnose-instrument wanneer het apparaat communiceert met een voertuig.
● | de datakabel is aangesloten op een voertuig (met 12 VDC op de datalinkconnector (DLC)) |
De stroom kan worden geleverd door middel van het volgende:
● | Opgeladen intern batterijpakket |
● | AC-stroomvoorziening (opladen intern batterijpakket) |
● | De gegevenslinkconnector (DLC) van het voertuig (gegevenskabel van het diagnose-instrument aangesloten) |

Alle voertuigcommunicatie moet worden beëindigd VOORDAT u het diagnose-instrument uitschakelt. Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven als u probeert het diagnose-instrument uit te schakelen wanneer dit met het voertuig communiceert. Als u het diagnose-instrument toch uitzet terwijl er wordt gecommuniceerd, kan dit bij sommige voertuigen tot ECM-problemen leiden. Ontkoppel de datakabel nooit terwijl het diagnose-instrument communiceert met de voertuig-ECM.
1. | Sluit alle functies en communicatie met het voertuig af. |
2. | Volg alle aanwijzingen op het scherm om functies af te sluiten. |
3. | Druk op de toets Aan/uit en laat deze los ![]() |

Het gebruik van de procedure voor nooduitschakeling tijdens het communiceren met het voertuig-ECM kan bij sommige voertuigen leiden tot problemen met de ECM.
Tijdens normaal gebruik schakelt u het diagnose-instrument uit via de hierboven beschreven procedure Uitschakelen. De nooduitschakelingsprocedure dient alleen te worden gebruikt als het diagnose-instrument niet reageert op navigatie- of bedieningstoetsen of wanneer er sprake is van onregelmatig bedrijf. Als u een nooduitschakeling wilt afdwingen, houdt u de toets Aan/uit gedurende vijf seconden ingedrukt, totdat het diagnose-instrument wordt uitgeschakeld.

Er zijn vier druktoetsen en een multi-directioneel bedieningselement dat zich rechts op het diagnose-instrument bevindt. Alle overige bewerkingen met het diagnose-instrument worden beheerd via het aanraakscherm.
Voor de meeste bewerkingen worden de bedieningselementen van het aanraakscherm gebruikt, maar de bedieningstoetsen kunnen ook worden gebruikt om te navigeren en functies te selecteren.
Item | Knop | Beschrijving | |
---|---|---|---|
1 | – | Stroomaansluiting | |
2 | – | Led-indicator van de batterijstatus | |
3 | – | Mini USB-aansluiting | |
4 | – | Micro Secure Digital-kaart (uSD) | |
5 | – | Datakabelconnector | |
6 | N/Annuleren | ||
J/Accepteren | |||
Pijltoetsen | |||
S (Snelkoppeling) | |||
Aan/uit | |||
7 | – | Uitklapbare standaard | |
8 | – | Batterijklep |

Het beginscherm bevat een titelbalk en hoofgedeelte. Het beginscherm bevat de primaire functiepictogrammen van het diagnose-instrument.
Gemeenschappelijke titelbalkpictogrammen / indicatoren
1. | Spanning van gegevenslinkconnector van het voertuig |
2. | Actieve status van voertuigcommunicatie |
3. | Status van wifi-verbinding |
4. | Tijd van de dag |
5. | Oplaadniveau van batterijpakket en status van stroomverbinding |
Pictogram | Functie | Pictogram | Functie |
Volledig oplaadniveau van batterijpakket | Externe voeding aangesloten | ||
Laag oplaadniveau van batterijpakket | Wifi-signaalsterkte | ||
Software-update wordt gedownload | Software-update klaar om te installeren | ||
Fout bij downloaden van software-update |
|
|

Naam | Pictogram | Beschrijving |
Scanner | Hiermee kunt u diagnostische foutcodes ophalen | |
OBD-II/EOBD | Biedt u toegang tot generieke OBD-II/EOBD-gegevens en -tests zonder het te testen voertuig te identificeren. | |
Vorig | Hiermee kunt u het diagnose-instrument snel opnieuw configureren naar een recent getest voertuig en om toegang te krijgen tot opgeslagen gegevensbestanden. | |
Training en ondersteuning | Training en ondersteuning biedt informatie over het instellen en gebruiken van geselecteerde functies van uw diagnose-instrument. | |
Extra | Hiermee kunt u de instellingen van het diagnose-instrument aanpassen aan uw persoonlijke voorkeuren en andere speciale functies uitvoeren. |

Gebruik het snelmenu als snelkoppeling om tussen functies te 'springen' of om het actieve voertuig af te sluiten. Dit menu is beschikbaar in de meeste functies (na de identificatie van een voertuig) en is applicatiegevoelig. Dat betekent dat het alleen toepasselijke links biedt op basis van uw locatie in de software.
Wanneer u het pictogram Home selecteert, wordt het snelmenu geopend, afhankelijk van uw locatie in de software.